stoten op (v) (voorwerpen) | trouver par hasard (v) (voorwerpen) |
stoten op (v) (persoon) | rencontrer (v) (persoon) |
stoten op (v) (voorwerpen) | rencontrer par accident (v) (voorwerpen) |
stoten op (v) (probleem) | être confronté à (v) (probleem) |
stoten op (v) (probleem) | se heurter à (v) (probleem) |
stoten op (v) (persoon) | trouver par hasard (v) (persoon) |
stoten op (v) (persoon) | tomber sur (v) (persoon) |
stoten op (v) (voorwerpen) | rencontrer par hasard (v) (voorwerpen) |
stoten op (v) (persoon) | rencontrer par hasard (v) (persoon) |
stoten op (v) (voorwerpen) | tomber sur (v) (voorwerpen) |
stoten op (v) (persoon) | rencontrer par accident (v) (persoon) |
stoten op (v) (voorwerpen) | rencontrer (v) (voorwerpen) |